Het algemeen politiereglement over brandvoorkomingsmaatregelen in dancings en in lokalen waar gedanst wordt maakt deel uit van het algemeen politiereglement. Dat werd goedgekeurd door de gemeenteraad op 15 januari 1990 en voor de laatste keer gewijzigd op 20 november 2017.
Artikel 104 Algemene bepalingen
Dit reglement heeft tot doel de voorwaarden te bepalen waaraan dancings of dansgelegenheden moeten voldoen om:
- brand te voorkomen
- begin van brand snel en doeltreffend te bestrijden
- veilige en snelle ontruiming te verzekeren
Artikel 105
Dit reglement is van toepassing op alle dancings en lokalen waar gedanst wordt, onverminderd de andere wettelijke en reglementaire bepalingen terzake. Zij is niet van toepassing op de instellingen van tijdelijke aard zoals kermisinrichtingen, tenten, enz
Artikel 106 Bouwelementen, wandbekleding en versieringen
De muren, balken en kolommen die tot de algemene stabiliteit van het gebouw bijdragen, moeten uit onbrandbare materialen zijn samengesteld. De graad van weerstand tegen brand zal minstens 1 uur zijn.
Artikel 107
Voor de losse of vaste wandbekleding, de versiering, de bekleding van de zitplaatsen, mogen geen gemakkelijk brandbare materialen worden aangewend, zoals rietmatten, stro, karton, boomschors, papier, verf, brandbare textielstoffen en andere soortgelijke stoffen.
Artikel 108
Brandbare stoffen, die een brandvertragende behandeling hebben ondergaan, worden uitzonderlijk toegelaten indien hun graad van weerstand tegen brand minstens een half uur bedraagt en ze in hun geheel gemakkelijk te verwijderen zijn voor eventuele hernieuwing van de brandvertragende behandeling.
Een attest betreffende de geldigheidsduur van de graad van weerstand tegen brand, en de hernieuwing van de behandeling dient telkens aan de brandweerdienst te worden voorgelegd.
Artikel 109
Wandbekledingen en versieringen die door warmte invloed giftige gassen vrijgeven zijn verboden.
Artikel 110
De versiering van de wanden moet zodanig zijn aangebracht dat de mogelijkheid niet bestaat dat vuil, afval en dergelijke in of op de versiering kan worden verzameld.
Artikel 111 Uitgangen en ontruiming
De in- en uitgangen moeten in verhouding zijn met de maximale capaciteit van de zaal of lokalen waarin gedanst wordt en moeten de mogelijkheid bieden deze in een minimum van tijd en op veilige wijze te ontruimen. Daarom zal getracht worden de uitgangswegen, uitgangen en deuren een totale breedte te geven die gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen die ze moeten gebruiken om de uitgangen van de dancing te bereiken. In ieder geval moet de breedte van de uitgangswegen, uitgangen en uitgangstrappen minimum 0,80 meter zijn.
Artikel 112
De lokalen die op de bovenverdieping of in kelderverdiepingen gelegen zijn moeten door ten minste één trap bediend worden, niettegenstaande het bestaan van een nooduitgang voorgeschreven in artikel 115 en van elk ander toegangsmiddel (bvb. lift).
Artikel 113
Alle uitgangen en nooduitgangen moeten over de volle breedte steeds vrij zijn van belemmeringen. Zij mogen niet versperd worden door vestiaires, het stallen van fietsen, het opslaan van goederen of het verkopen van eetwaren. Zij moeten op gemakkelijke wijze verbinding geven met de openbare weg.
Artikel 114
De deuren geplaatst tussen de lokalen waar het publiek aanwezig is alsook de in- en uitgangen dienen te openen in de richting van de vluchtweg. Tijdens de openingsuren van de dancing mogen zij in geen geval vergrendeld of met sleutel gesloten worden. Draaideuren en draaipaaltjes zijn verboden.
Artikel 115
Een nooduitgang moet voorzien zijn, bij voorkeur aan de tegenovergestelde kant van de ingang van de dancing. Deze nooduitgang moet opendraaien in de zin van de uitgang, moet behoren tot de eigenlijke dansgelegenheid en moet op een gemakkelijke wijze toegang verlenen tot de openbare weg of een veilige ruimte waarvan de oppervlakte in verhouding staat tot de maximale capaciteit van de dancing. Betreffende het aanbrengen van een nooduitgang kan in bepaalde gevallen door de burgemeester, na raadpleging van de officierdienstchef van de bevoegde brandweerdienst, daarop een afwijking toegestaan worden.
Artikel 116
De muren die de dancing scheiden van de overige delen van het gebouw, desgevallend met inbegrip van de zoldering en de vloer, moeten een graad van weerstand tegen brand van minstens 1 uur hebben. De deuren, verbinding gevend tussen de dancing en de lokalen of ruimten niet behorend tot de uitbating, moeten zelfsluitend zijn en een graad van weerstand tegen brand hebben van minstens een half uur.
Artikel 117
De wanden van de kokers (voor leidingen, huisvuil,…), desgevallend alle controleluiken die in de dancing uitmonden, moeten een graad van weerstand tegen brand hebben van minstens een half uur.
Artikel 118
Iedere uitgang of nooduitgang moet aangegeven zijn door pictogrammen. Deze opschriften moeten groen zijn op een witte achtergrond of wit op een groene achtergrond. Zij moeten vanuit alle delen van de instelling goed zichtbaar zijn. De verlichting van deze aanduidingen is aangesloten op de normale verlichting en op de noodverlichting. Deuren die niet naar een uitgang leiden, moeten een duidelijke vermelding “geen uitgang dragen”. De pictogrammen of reddingstekens zijn: zie hiernaast.
Artikel 119
De trappen moeten uit rechte delen bestaan. Rol-, draai- en spiltrappen zijn verboden. De treden moeten slipvrij zijn.
Artikel 120 Verlichting en elektrische installaties
De lokalen moeten verlicht zijn. Alleen elektriciteit is toegelaten als algemene verlichtingsbron.
Artikel 121
De inrichting moet voorzien zijn van een noodverlichting die voldoende lichtsterkte heeft om een ordelijke ontruiming te verzekeren. De noodverlichting moet automatisch en onmiddellijk in werking treden bij het uitvallen van de gewone verlichting en minstens één uur in werking blijven.
Artikel 122 Verwarming
De dancing moet op zodanige wijze verwarmd en verlucht worden dat alle veiligheidsmaatregelen getroffen zijn om verhittingen, ontploffingen en brand te vermijden.
Artikel 123
Verplaatsbare verwarmingstoestellen of houders met vloeibaar gemaakte petroleumgassen zijn niet toegelaten in de dancings.
Artikel 124
Het opslaan van brandbare vloeistoffen, vloeibaar gemaakte gassen en licht brandbare vaste stoffen is verboden in de lokalen waar het publiek vertoeft.
Artikel 125
De stookplaats van de centrale verwarming moet in een goed verlucht lokaal, afgezonderd van de brandstofvoorraad, geïnstalleerd worden, dat niet rechtstreeks uitgeeft op de dancing. De muren, vloeren en zolderingen van deze lokalen zullen een weerstand tegen brand van minstens twee uren hebben. Deze lokalen zullen afgesloten worden door een zelfsluitende branddeur met een graad van weerstand tegen brand van één uur.
Artikel 126
De toevoerleiding tussen brandstofvoorraad en stookplaats moet stevig bevestigd en uit metaal vervaardigd zijn. Op deze toevoerleiding moet tenminste één afsluitkraan worden geplaatst, op een veilige en gemakkelijke bereikbare plaats, buiten de stookplaats gelegen.
Artikel 127 Brandbestrijdingsmiddelen
Voor de beveiliging tegen brand moeten de passende brandblusmiddelen aanwezig zijn. Die uitrusting moet vastgesteld worden in akkoord met de bevoegde brandweerdienst.
Artikel 128
Het brandbestrijdingsmateriaal moet in goede staat van onderhoud verkeren, beschermd zijn tegen vorst, doelmatig gesignaleerd, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig over de lokalen verdeeld zijn. Dit materiaal moet steeds bedrijfsklaar zijn.
Artikel 129
Binnen de lokalen is het gebruik verboden van snelblustoestellen met broomethyl, tetrachloorstof of andere producten waardoor er zeer giftige uitwasemingen kunnen ontstaan.
Artikel 130 Bijkomende voorschriften waaraan de dancings moeten beantwoorden welke zijn opgericht na 29 augustus 1977
De minimum graad van weerstand tegen brand van de volgende bouwelementen is:
- 2 uren voor de muren, balken, kolommen e.a. die tot de algemene stabiliteit van het gebouw bijdragen, voor de muren die de dancing scheiden van de overige delen van het gebouw, desgevallend met inbegrip van de zoldering en de vloer.
- 1 uur voor de overige muren, vloeren, zolderingen en trappen en voor de deuren, verbinding gevend tussen de dancing en de lokalen of ruimten niet behorend tot de uitbating
- een half uur voor de wand- en plafondbekledingen en de valse plafonds
Artikel 131
De uitgangswegen, uitgangen, deuren en wegen die naar de dancings leiden, moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen die ze gebruiken om de uitgangen van de dancing te bereiken.
De trappen moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen vermenigvuldigd met 1,25 indien ze afdalen naar de uitgang, en vermenigvuldigd met 2 indien ze er naar opstijgen. Onder deze personen worden de klanten en het personeel van de dancing verstaan die deze trappen uitgangswegen, uitgangen en wegen die er naartoe leiden moeten gebruiken.
Wanneer het aantal van deze personen niet met voldoende benadering kan vastgesteld worden, stelt de uitbater dit aantal onder zijn eigen verantwoordelijkheid vast.
Artikel 132
Rookevacuatie. Desgevallend kunnen door de burgemeester ventilatiekoepels of rookluiken voorgeschreven worden.
Artikel 133 Periodieke controle
Het materieel voor de brandbestrijding en de verwarmingsinstallaties moeten minstens éénmaal per jaar voor de leverancier van deze installatie aan een speciaal nazicht onderworpen worden. De controlekaart moet steeds aan het toestel bevestigd zijn.
Artikel 134
De elektrische installaties en de noodverlichting dienen om het jaar door een erkend organisme aan een speciaal nazicht onderworpen te worden. Het afgeleverd attest moet steeds aan de controlediensten kunnen voorgelegd worden. Aan de opmerkingen in het attest vermeld moet onverwijld het passend gevolg worden gegeven.
Artikel 135
Iedere dag wordt bij de opening van de dancing, door de uitbater de noodverlichting beproefd en de toestand van de nooduitgangdeuren nagezien.
Artikel 136 Bijzondere voorschriften
De verschillende graden van weerstand tegen brand dienen te worden toegepast overeenkomstig de bepalingen van de NBN 713.020.
Artikel 137
De nodige maatregelen dienen genomen te worden om de brandrisico’s, afkomstig van het roken, te weren.
Artikel 138
Desgevallend zal door de gasmaatschappij op de gastoevoerleiding buiten het gebouw een afsluiter worden geplaatst. Deze zal op de voorgevel worden aangeduid met de letter G.
Artikel 139
De dancing moet op het openbaar telefoonnet zijn aangesloten. In de onmiddellijke omgeving van het telefoontoestel, dat rechtstreeks te bereiken is, zullen de telefoonnummers van de hulpdiensten duidelijk aangeduid staan.
Artikel 140
Al het personeel zal over de gevaren, voortvloeiend uit een brand in de inrichting, ingelicht worden.
Sommige personeelsleden, speciaal vooraf aangeduid omwille van de permanentie en de aard van hun functies, moeten geoefend worden in het hanteren van de brandbestrijdingsmiddelen en de ontruiming van de inrichting.
Artikel 141
In verband met een regelmatige controle zal de uitbater van de dancing te allen tijde toegang verlenen aan de afgevaardigde van de burgemeester.
Artikel 142
De burgemeester kan te allen tijde, na raadpleging van de officier-dienstchef van de bevoegde brandweerdienst, afwijkingen op onderhavige reglementering toestaan. Hij kan eveneens in dezelfde voorwaarden de sluiting van de dancing bevelen.
Artikel 143
Onverminderd de bepalingen van dit reglement zullen de uitbaters van de dancings zich moeten schikken naar de bepalingen van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming die verband houden met het inrichten van danszalen.